Bel ons Stuur een mail Klantenportaal Naar klantenportaal

​Als slechts een klein deel van een perceel bebouwd is, en deze bebouwing ondergeschikt
is aan het onbebouwde deel, kan sprake zijn van een bouwterrein.

Een btw-ondernemer heeft een aantal percelen verkocht. Op dat moment staat op een
van de percelen een fietsenstalling van circa 8 m2 waarnaar een asfaltpad leidt. Bovendien ligt op dat perceel een verharding van ongeveer
30 m2 ten behoeve van een parkeerplaats. Op het perceel vindt men ook een monumentale tuin
met een monumentale theekoepel met een inhoud van ongeveer 17 m3. De tuin is niet openbaar toegankelijk. Het perceel heeft een totale oppervlakte
van 2.350 m2. Op 270 m2 van het perceel mag men bebouwing realiseren. Volgens de Belastingdienst kwalificeert
het desbetreffende perceel als een bouwterrein voor de omzetbelasting. Dat betekent
dat de btw-ondernemer over de levering omzetbelasting had moeten afdragen. Omdat dit
niet is gebeurd, legt de fiscus een naheffingsaanslag en een verzuimboete op. De ondernemer
gaat daartegen in beroep.
Beoordeling van alle omstandigheden Rechtbank Gelderland haalt uit rechtspraak door de Hoge Raad dat sprake is van een
bouwterrein als uit een beoordeling van alle omstandigheden blijkt dat op de datum
van de levering het betrokken terrein daadwerkelijk was bestemd te worden bebouwd.
Bij de beoordeling moet men ook rekening houden met wat op moment van levering is
beoogd met de grond. De rechtbank stelt vast dat op het perceel gebouwen hebben gestaan.
Wat dat betreft telt de aan de grond verankerde fietsenstalling ook als gebouw. Deze
bebouwing bedraagt echter maar ongeveer 3% van het hele perceel. Het bebouwde gedeelte
is daarmee in omvang ondergeschikt aan het onbebouwde gedeelte. Bovendien zijn het
asfaltpad, de verharding en de fietsenstalling na de levering verwijderd. Ook dat
wijst erop dat die gebouwen ondergeschikt waren aan de onbebouwde grond.
Pleitbaar standpunt Dat de monumentale tuin en theekoepel zijn achtergebleven, brengt de rechtbank niet
tot een ander oordeel. Uit niets blijkt dat de aanwezigheid en monumentale aard van
de theekoepel een rol heeft gespeeld bij de aankoop van het perceel. De rechtbank
oordeelt daarom dat het perceel kwalificeert als een bouwterrein. De naheffingsaanslag
is dan ook terecht opgelegd. Maar de rechtbank vernietigt wel de verzuimboete. Omdat
het perceel gebouwen heeft bevat, is het standpunt van de btw-ondernemer namelijk
pleitbaar.
Bron: Rb. Gelderland 21-05-2023 (gepubl. 31-07-2023) 

Punt & Van de Weerdt